Biologistisch redeneren
|
Het typisch 19e eeuwse biologistische denken is de laatste jaren weer sterk in opkomst. Heden ten dage worden er pogingen ondernomen om richtlijnen voor beleid, advies en moraal te ontlenen aan wat men voor de wetenschappelijk vastgestelde menselijke natuur houdt. Er zijn evolutie-psychologische studies verschenen die argumenteren dat de verzorging van kinderen van nature een vrouwelijke taak is, dat verkrachting een betreurenswaardige, maar biologisch begrijpelijke daad is, dat mannelijke ontrouw een logisch gevolg is van die ene eicel en de zee van sperma. Seksistisch gedrag van mannen wordt verklaard vanuit de biologische instincten waarlangs zij zijn voorgeprogrammeerd en waar ze dus eigenlijk ook niets aan kunnen doen. Onderdrukkende opvoedingspatronen worden goedgepraat door te verwijzen naar de biologische beperkingen van kinderen die nu eenmaal om deze indamming en onderdrukking zouden vragen. Denk aan jongens die nu eenmaal de neiging hebben om te domineren en agressief te zijn. De grootvader van dit soort denkbeelden is Herbert Spencer die in de 19e eeuw met zijn sociaal darwinisme veel bekendheid kreeg. Hij zag de mens als een product van de evolutie, van een langdurig proces van natuurlijke selectie, een ongestuurd en natuurlijk proces dat zich goeddeels aan menselijke invloed onttrekt.
|